Het
waren tochtige dagen in mijn stamcafé, terwijl de stuifsneeuw
langzaam naar binnenkroop om het uiteindelijk toch te verliezen van
de verenigde warmte van een houtvuur en de cv te verliezen. Het werd
langzamerhand modderig op die paar vierkante meter eikenhout, die
door de beheerder steevast “de ren” werd genoemd. Hanen en
hennen, het speelt zich allemaal voor mijn neus af.” De tafeltjes
waren steevast bezet door studentikoze ouderen van de plaatselijke
50PLUS-afdeling met lap-tops en stapels papier. En 6 krukken aan de
koperen bar. Het café “Licht in de Duisternis” was mijn
stamcafé, en wel omdat het de enige kroeg was, die op loopafstand
lag van mijn woning. Het huis lag in een gedeelte van het oude
centrum, dat om allerlei redenen, verstoken was van voorzieningen.
Geen pin-automaat, slechts 1 brievenbus, alleen een biologische
winkel, geen cafetaria of café. Er werd ook niet gestrooid bij
gladheid, waardoor allerlei gepensioneerden (m/v) soms maanden aan
huis waren gekluisterd.
“Licht
in de Duisternis” lag aan een sas, zijnde een sluis tussen zout en
zoet water en werd in het verleden bezocht door schippers, matrozen
en douaniers. De douaniers waren verdwenen en vervangen door
gepensioneerde huisartsen, machinisten en gemeente-ambtenaren. Het
rook, als de deur weer eens open vloog, naar zeewater en daar kreeg
je dorst van.
Maar
laat ik ons eerst even voorstellen. Mijn vrouw, onze twee honden en
ik wonen nu 10 jaar in deze oude Friese havenplaats. Weggevlucht als
we waren uit de catacomben van Babylon; de stinkende, smerige en
bedreigende binnenstad van Utrecht. Wat een romantische plek moest
worden als start voor ons gezamenlijke leven, we zijn in 1999
getrouwd, verwerd tot een bestaan op een vluchtheuvel, te midden van
een, niet aflatende verkeersstroom. Drie hoog, terwijl onder ons
stadsbus na stadsbus met een jankend geluid langsgierde, kop-staart
botsingen, ook tussen fietsers, aan de orde van de dag waren en in de
spaarzame momenten stilte, was het gevloek en gescheld tussen de
verkeersdeelnemers, duidelijk hoorbaar. Ter hoogte van ons
appartement remden de treinen duidelijk hoorbaar en was onze straat,
genoemd naar de Middeleeuwse grasvelden, waarop de was te drogen werd
gelegd, de favoriete route van ambulances en politie-automobielen.
Met loeiende sirene natuurlijk. En dan heb ik het nog niet over het
fijnstof en de veiligheid van vooral fietsers, wandelaars en
natuurlijk, honden. De oude bleekvelden zijn teruggebracht tot een
stukje “postzegelnatuur”. Een paar armetierige bomen, u zult zo
begrijpen waarom en verder een grasvlakte van 200 m2. Te gebruiken
als kinderspeelplaats en als hondentoilet. Voor onze trouwe
viervoeters, belastingbetalers, bleef zo'n 50 vierkante meter over.
De bomen hebben geen schijn van kans. Om dit veldje te bereiken,
werden we gedwongen om van stoplichten gebruik te maken. Hemelsbreed
betrof het een 30 meter! In totaal moesten we vijf (5) verkeersbanen
over om het poepveld te kunnen bezoeken. De stoplichten hebben
uitsluitend oog voor de vierwielers. Maar wee, als je stiekem
oversteekt of het stoplicht negeert. Alsof ze er een neus en een oog
voor hebben, staat daar opeen de wijkagent. Je mag dan nog blij zijn
met een bestraffende preek, Alleen al voor de leefkwaliteit voor onze
honden, was het tijd om te verkassen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten