zondag 20 februari 2011

DE NOORMANNEN KOMEN (3)

3


Inge luisterde gespannen, hoe haar vader de bijeenkomst weer tot rust bracht. Zij was trots op de manier, thuis deed hij dat ook, hoe hij de aanwezigen het gevoel gaf, dat de oplossing, bij wijze van spreken, al op de drempel stond. De problemen leken groot genoeg. Deense en Noorse verkenners hadden de Friese kusten afgeschuimd en waren soms tot diep in het binnenland doorgedrongen. Een bende Vikingen was in Westergo vastgelopen met hun schip. Het was uitgelopen op een bitter gevecht, waarin geen kwartier werd gegeven. Slechts een enkele Noorman werd levend gevangen genomen. Uit hun verhalen maakten de ondervragers op, dat er in het Hoge Noorden grote aantallen drakenschepen werden gebouwd; de ijzerovens loeiden dag en nacht, terwijl de troepen van de krijgsheren oefenden op de rotsige stranden.

Dertien jaren geleden was ze geboren en ze had slechts rust en vrede gewend. Een weggelopen koe was de grootste onrust, die ze zich kon herinneren. En dan nu; de mogelijke komst van de Noormannen! Ze had in haar leven al veel verhalen over deze zeerovers gehoord. Friesland had al eerder aanvallen te verduren gehad. Vechtersbazen met grote bijlen, die uitsluitend uit waren op moorden, plunderen en brandschatten. Hun schepen keerden terug naar het Noorden, beladen met goud, zilver, vee en slaven. De overlevenden keerden terug in een dorp, dat tot de grond toe was afgebrand en leeggeroofd. Het vee, dat de plunderaars niet konden vervoeren, werd gedood en in de rivier gesmeten. Loofbomen werden omgehakt en visvijvers vernield. Hun leven lag in scherven.

In gedachten zag ze zich al staan. Als slavin aan de boeg van rrn drakar. Haar rug naar Friesland gericht en op weg naar een donkere toekomst. Een windvlaag doet haar bijna omtuimelen en ze stoot met haar arm tegen de verschansing van de drakar.
Het was de hand van Wismund, haar vader. “Zo, hier ben je! Wakker worden jij! Je had al lang in bed moeten liggen.” Inge krabbelde overeind en wreef de slaap uit haar ogen.
Haar vader torende hoog boven haar uit. Het gemeenschapshuis was verlaten en de vuren gedoofd. Inge wankelde op haar benen van de vermoeidheid.



Haar vader tilt haar op alsof ze een veertje was. Haar hoofd, met de lange blonde vlechten, zakt tegen zijn brede schouder en Inge valt tevreden in slaap.
Wismund beent met grote passen naar huis. Al die verhalen over de dreiging van de Noormannen hadden zelfs hem ongerust gemaakt. Toen hij het pad naar de smederij insloeg, zag hij zijn vrouw in de deuropening staan. Ze rende op hem toe en riep ongerust: “Inge is nog niet thuis! Ze had allang ...” Toen zag ze het bundeltje, dat haar man in de handen hield en haalde opgelucht adem.
Ze hield de huiden, die de deur afsloten open en Wismund stapte zijn woning binnen. De woonkamer is hoog en ruim, met een vuurplaats. Op een vliering sliepen Sikke, Luc en Inge; het bed van Wismund en Helga, zijn vrouw was beneden. De wanden waren bedekt met houten kisten, kasten en opbergruimtes. Bij de vuurplaats werd gegeten. Sikke, Luc en Inge waren alleen binnen te vinden, als het zeer slecht weer was. Hun leven speelde zich buiten af.
Voorzichtig klom Wismund naar boven en legde Inge op haar slaapplek en dekte haar toe. Inge was in diepe slaap.

Wismunds vrouw Helga had plaatsgenomen bij het vuur en bereidde de avondthee. Ze voelde de spanning bij haar man en voegde nog wat kruiden toe. Zwijgend dronken ze hun thee. De tanende vlammen van het houtvuur vormden bizarre patronen op de lemen muur. Toen deze bijna gedoofd waren, keek Wismund zijn vrouw ernstig aan. “Helga, de dagen van rust en vrede lijken voorbij. We moeten ons voorbereiden op geweld en oorlog. De Noormannen zwermen weer langs de kust.” Zijn gezicht werd zacht en hij pakt haar hand. Helga knikte en zei: “We slaan ons er wel doorheen.” Helga keek verbaasd, toen ze haar man zag lachen. “Ja, we moeten ons er letterlijk door heen slaan.” Ook Helga moest lachen om haar uitdrukking. “Kom,”, zei ze, laten we maar naar bed gaan. Het is al bijna licht.”

zondag 13 februari 2011

maandag 7 februari 2011

DE NOORMANNEN KOMEN (2)

2

Toen de toegang van grootvaders hut achter hen gesloten werd, pakten de jongens automatisch elkaars hand. Het was aardedonker. Boven hen twinkelden duizenden sterren. Pas langzaam drongen de geluiden van de nacht tot hen door. Blaffende honden, het schuren van de boten tegen de aanlegsteiger en kwakende kikkers. Aan deze geluiden was het tweetal gewend, net als aan het geluiden van stemmen uit de hutten binnen de omheining en van het vee, dat herkauwend de ochtend afwachtten.
Hun ogen raakten langzamerhand gewend aan de duisternis en ze konden de donkere contouren van de hutten herkennen. Sikke en Luc probeerden de plassen te ontwijken en ze gingen op weg naar de smederij van Sikke's vader; waar het gezin werkte en sliep. Sikke's thuis lag wat afgezonderd van de andere hutten. In het verleden was er wel eens brand uitgebroken en om te voorkomen dat de andere hutten en stallen ook vlam konden vatten, stond de smederij op veilige afstand en werd omgeven door moestuinen.

In het midden van het dorp torende een houten gebouw hoog boven de hutten uit. Het was gebouwd van brede eiken planken, die jaren geleden per boot uit het Zuiden waren aangevoerd. Het dak werd gevormd door stukken hout, die in de vorm van drakenschubben waren gesneden. Om het gemeenschapshuis, want dat was het, liep een veranda, waarop banken stonden. Hierdoor waren de bezoekers beschut van het weer. Dit gebied kende hevige stormen en regenval en deze beschutte plek, die tientallen volwassenen kon bevatten, was dus een kostbaar bezit. Ook hier werd grote aandacht aan de brandveiligheid besteed. Olielampen en toortsen waren vaak oorzaak van een ramp. Boven de hoofdingang stonden op een balustrade de houten beelden van de voorvaderen, die streng op de bezoekers neerkeken. De beelden droegen kleren, die regelmatig werden vervangen. Soms, op speciale dagen, haalden de stamoudsten de beelden naar beneden en droegen ze in een feestelijke processie door het dorp, voordat ze in de stroom, die langs het dorp liep, werden gewassen.

Er brandde nog licht!

Sikke kneep Luc in de arm en fluisterde, “Laten we over het plein lopen. Het is niet ver om.” Luc knikte begrijpend. Buiten was het geluid van stemmen duidelijk te horen. Sikke en Luc renden gebogen over het modderige veld en sprongen op de balustrade.
Sikke en Luc drukten hun oren tegen het vochtige hout, maar het gesprek in grote zaal, was niet te verstaan. “Sikke, til me op. Boven is een opening!” Sikke keek zijn vriend aarzelend aan. “Ik zal je alles vertellen wat ik zie!” “Klim maar op mijn rug, ik zal je zo lang mogelijk proberen te dragen.” Hij bukte zich en Luc sprong op zijn rug en trok zich omhoog. Zwaaiende strekte Sikke zich en klemde de benen van Luc vast, die nu op zijn schouders zat. , "AU,”, mopperde Sikke,” Voorzichtig je trekt aan mijn haren … en nu knijp je mijn keel dicht!”
Eindelijk lukte het Sikke om stil te staan en Luc drukte zijn hoofd bijna naar binnen. Hij luisterde enige tijd en zijn toen. “Er zijn vreemdelingen gearriveerd. Hun mantels zitten onder de modder. Een van hen voert nu het woord.” Luc luisterde geruime tijd en Sikke begon te wankelen en te zweten. Luc boog zijn hoofd en fluisterde in zijn oor. “Het zijn Friezen van de kust. Ze komen ons waarschuwen, want de Noormannen komen er aan! Hun drakars zijn al voor de kust gezien!” Meer kon Luc niet vertellen. Sikke struikelde over een achtergelaten emmer en tuimelde achteruit. “Kijk uit!”, schreeuwde Luc, maar het was al te laat. Sikke viel achterover en knalde tegen de planken muur. Hij gleed op de grond. Luc lag geplet tegen de muur en kreunde. Sikke bromde wat en krabbelde voorzichtig overeind. Uit het gemeenschapshuis klonk het rumoer van vele opgewonden stemmen. Ook Luc stond op en veegde zijn kleding af. “Sikke, de Noormannen!”
Op dat moment klonk er een krachtige, donkere stem. “Vrienden, geachte gasten, laten we ons op dit belangrijke moment niet mee laten drijven op woede en andere emoties.” Het werd stil in de rokerige ruimte. Sikke en Luc liepen voorzichtig naar de ingang en tuurden naar binnen. Bij het haardvuur stond een reusachtige gestalte, met vlammend rood haar en een leren schort voor. Sikke glom bijkans van trots. Het was Wismund, de smid en zijn vader! “Vrienden,”, begon de smid opnieuw. “Laten we eerst rust i n onze gedachten brengen.” Hij zweeg even, tot het duidelijk was, dat hij ieders aandacht had. “De verhalen van gasten zijn afschuwelijk. De draak is weer los en opnieuw zal ons land in oorlog en plundering worden gedompeld. Hij keek om zich heen en wees een aantal omstanders aan. “Jij Born, jij Garm en jij Onde hebben ouders en grootouders gekend, die onder het juk van de Noormannen zijn doorgegaan.” De mannen knikten. “Ieder van jullie,” en hij hief zijn gespierde armen op en keek zijn toehoorders stuk voor stuk aan, “Ieder van jullie heeft de verhalen gehoord over de gruweldaden, die deze barbaren hebben bedreven.” De aanwezigen gromden hun instemming.

Luc trok aan de wollen tuniek van Sikke. “Kom, we gaan naar huis. Zo direct worden we betrapt en dan zwaait er wat.” Zijn vriend aarzelde en wierp nog een blik naar binnen. Zijn adem stokte in zijn keel. Achter de houten banken, in een donkere hoek van het vertrek, zat zijn zus Inge! Ze luisterde naar het overleg an de mannen. Inge leek te voelen, dat ze bekeken werd. Ze keek naar de deuropening en stak haar tong uit.
“Kom Sikke.” “Ja, Luc. Maar weet je wie ik daarbinnen zag? Inge, mijn zuster. Ze zit daar doodleuk mee te luisteren!” Luc antwoordde niet. Hij zag de ernst van deze overtreding niet zo en heimelijk was hij een beetje verliefd op haar. De twee jongens sprongen van de veranda. De regen kwam weer met bakken naar beneden. “Die kant op.” Sikke wees naar een flakkerend licht in de verte. “Moeder heeft een toorts aangestoken.” Zonder verder acht te slaan op de regen en de plassen, renden ze naar de smederij.

zondag 6 februari 2011